Kempisch tweeluik
Prijs: Op aanvraag |
Schilder: Joseph Gindra |
Afmetingen: 26 x 21 cm, inclusief lijst, in goede staat |
Signatuur: rechtsonder |
Techniek: Olieverf op paneel |
Beschrijving
Frans Feijen speelt in de schilderijen van Joseph Gindra vaak een hoofdrol. Hij is dé boer van de Kempische boeren, archetype van hun doen en laten. Een stoere verschijning, met klassieke pet, vest en bruine boek hét herkenbare rolmodel. Elders zien we Feijen als herder op de heide, als jager bij een ven, als boer op een erf, of zwervend bij een bosrand. In dit tweeluik zit Mien Jansen rustig naast hem.
Nu dus dicht bij de vuurpot in een klassiek Brabantse boereninterieur. Feijen zit als een koning midden in de schouw, met zijn klompen bijna in de vuurpot en zijn neus zo wat tegen zijn vlammende pijp aan. Inderdaad, ver naar voren gebogen. Buigend voor zijn dagelijkse krant.
Vuur en vlam
In dit werk laat Gindra meerdere vuren opduiken. Vuren die door passie overslaan; elkaar wederkerig aansteken. Laten we ons tot Feijen beperken: het vuur van zijn brandende en rokende pijp, samen gulzige genotshaarden. Vervolgens brandend nieuws in de krant. Ze verteren Feijens’ aandacht. Zijn pijp komt akelig dicht in de buurt van de krant. Nog één drama in de krant, en die vat vlam. En natuurlijk de vuurpot, met vlammen speciaal bestemd voor het dagelijks goed van geurende aardse spijzen. Heeft Feijen, verdiept in zijn krant, er nog aandacht voor? In elk geval zal hij met de smaak van zijn tabak al vast ook de geuren van de maaltijd opsnuiven. Maar toch, zwarte rookwolken stijgen uit de ketel op. Worden verkolende aardappels in de pan hier spelbrekers?
Hard brandend en zacht overslaand vuur
Overslaand vuur, dat in dit werk direct en indirect aanwezig is. Direct in rode vlammen, fel flakkerend in de vuurpot en de pijp. Vuur bestemd voor het groter genot van de maaltijd, de tabak en de letters in de krant. Maar het echte vuur is toch vooral indirect aanwezig. Feijen leest onverstoorbaar door, maar tegelijk is in zijn kleding en in de schouw dankzij het vuur van de verf het warme en zachte kleurbeslag aan het werk. Gindra’s krachtige én zacht verfijnde penseelstreken kennen we uit zijn andere werken. Ook in dit werk tovert hij ermee. Verf zweeft, zingt, komt los, zodra Gindra die hult en huldigt in zijn karakteristieke aardse kleuren. Hoe voelbaar is het aanwezig in de vloeiende vormen van zijn kleding. Ook de fijne aardse kleuren en context van de innemende stenen schouw blijken vuurgevoelig. Alles in deze klassieke boerenpleisterplaats wordt aangestoken door het spel van elkaar wederkerig aanstekende passies.
Vuur, dat gloeit in de stofuitdrukking van gitzwarte ketel en schittering van de koperen waterketel, in het warme geel van de rieten stoel. Gindra besteedt veel aandacht aan het warme bruin van de fluweel zachte broek van Feijen. Zijn lichaam is stoer en aards. Het stof van zijn pet, hemd, en vest sluiten nauw aan en worden van de weeromstuit levendig en vurig. Het resultaat is een boer, die samen met zijn klompen en kleding, uit één stuk is gegoten. Gindra gunt Feijen in dit werk geen flinter schaduw. Begrijpelijk, schaduwwerking verzwakt de vurige kracht van volume, contrast en context. De kunstenaar stelt alles in het werk om in het vuur alom aanwezig te maken en brandend te houden. Alleen het gezicht van Feijen is licht beschaduwd. Of is het zwarte rook van verbrande aardappels uit de ketel?
Slot
Dan nog het vierde, aanstekelijke en overslaande vuur: het vuur van de kijker, tegelijkertijd de passie van de schilder. De haard, ooit grot en veilige haven voor de primitieve mensheid, daarna geëvolueerd tot boerenhaard. De moderne kijker zit treurig bij zijn cv, kunstvlammen, elektrische verlichting en gsm. Hij of zij mist de haard in de grot. De moderniteit is het vuur van de passies ontvlucht. De schilderkunst van Gindra steekt de helpende hand toe. Zijn penseel brengt de echtheid van de oude boerenwereld terug in het heden, troost, en zorgt voor het lang gemiste spektakel.
Als Gindra Feijen en de boerin met inzet van al zijn artistieke middelen vuurvast maakt, dan is de kijker aan de beurt om schouw ingetrokken te worden. Gindra wil het vuur aansteken in het hart van de liefhebber van dit werk. Hij wil zijn passie voor de boeren en de kunstminnaars door brandend vuur delen.
Productgalerij
Signatuur en sprekend detail van dit werk. Verder een ander doorleefd portret van Frans Feijen in nagenoeg dezelfde Brabantse klederdracht. Ten slotte in een prefab entourage, de moderne haard met nep vuur en herten aan de muur.
Biografie
Jozef Hubert Gindra werd geboren in 1862 in Jemeppe sur Meuse, vlakbij Luik. Hij overleed in 1938 in Bladel. Hij was dus een tijdgenoot van Vincent van Gogh. Zijn opleiding begon hij in 1897 te Elsene. Kort daarna werd hij toegelaten aan de Academie van Brussel, onder leiding van Jean Portaels. Gindra was goed bevriend met kunstschilder Victor de Buck. Die had op doorreis tussen Antwerpen en Eindhoven het kleine plaatsje Bladel ontdekt, gelegen in de Brabantse Kempen vlak over de Nederlandse grens. De Buck ging erheen om te fotograferen. Gindra was zo geïntrigeerd door het schilderachtige plaatsje dat hij er in omstreeks 1890 met zijn gezin ging wonen. Daar schilderde hij voornamelijk het boerenleven, geïnspireerd door Vincent van Gogh. Verder maakte hij ook enkele fraaie bloemstillevens.