Boerin zittend bij de haard

 

Prijs: Op aanvraag
Schilder: Johannes Evert Akkeringa
Afmetingen: 66 x 60, inclusief fraaie lijst, in goede staat
Signatuur: rechtsonder
Techniek: Olieverf op doek

 

Beschrijving

Een compositie waarin het alomtegenwoordige narratief van verstilde eenvoud gestalte krijgt door subtiele vlakverdeling. Daaraan herkennen we de meester.

Een klein voorbeeld uit dit fantastische mozaïek is het wit oplichtende, bijna vierkanten, blokje tussen de haard en de boerin. Dat vlakje accentueert de persoon van de boerin en smeedt tegelijkertijd haar verbond met de haard. Verder is de haard ‘plat’, ‘abstract’ geschilderde in de vorm van een omgekeerde driehoek. Het doorschijnende zwart zorgt voor fraaie dieptewerking en komt tot leven door geblakerde stenen.

Zien we Mien -de vrouw van de schilder- afgebeeld? In elk geval lijkt ze sterk op haar! Het gezin Akkeringa woonde van 1903 tot 1905 in een villa in Heeze. (Zie voor meer details onderstaande biografie en in productgallerij bijgevoegde foto) Wellicht stond zij in dit boereninterieur model voor Akkeringa of heeft hij haar later ingeschilderd

De soberheid van dit interieur, de schaarse voorwerpen -een tafel, twee ketels, een kom, een stoel, een schilderij boven de deur- is basaal, non decoratief. We zien dus geen interieur, ‘versierd’ met een losse verzameling van interieurstukken. Alles past door eenvoud als één geheel vloeiend in elkaar. Akkeringa moet gezien hebben dat hij alleen zó de liefdevolle boerin, het hoofdpersonage van dit werk, die schaarste in al haar rijkdom naar de kroon kan steken. Anders gezegd, alleen zo, dankzij het artistieke vernuft van de bewogen schilder ligt de eenvoudige schoonheid van het hele interieur, en vooral het vuur van de haard, aan haar voeten.

Productgallerij

Familiefoto in de tuin te Heeze (1902). Van links naar rechts de schilder, zijn zoon Jan, schoonmoeder Reedijk-Akkeringa, zijn vrouw Mien Akkeringa,-Reedijk, zoon Leo met hondje, staande de schilder Willem de Zwart in de tuin van de ‘Villa Erica’. Bron: monografie ‘Johannes Evert Akkeringa, schilder van het onbezorgde leven’.

Biografie 

Johannes Evert Hendrik Akkeringa (1861-1942) behoorde -evenals zijn vriend Willem de Zwart- tot de zgn. ’tweede generatie’ Haagse School schilders. Hij staat bekend om zijn prachtige bloemstillevens, duin- en strandgezichten met kinderen en theetuintjes. Hij werd geboren in Nederlands Indië en was de zoon van een Hollandse vader en Indische moeder. Toen hij twee jaar oud was overleed zijn vader plotseling aan de gevolgen van tyfus. Zijn tante nam hem mee naar Nederland. De Javaanse moeder bleef daar achter. Hij is dus feitelijke opgegroeid zonder moeder of vader.

Akkeringa schreef zich op zeventienjarige leeftijd in voor de Haagse Academie. Deze schildersopleiding bood hem de kans om het schildersvak onder de knie te krijgen en de voor zijn artistieke en sociale ontwikkeling belangrijke contacten te krijgen. Hij schilderde er naar gipsenmodel en kreeg les in het perspectieftekenen. In 1887 kreeg Akkeringa een koninklijke subsidie toegewezen en deed hij voor het eerst mee aan de tentoonstelling voor levende meesters in Den Haag. Ook werd hij toegelaten tot de Haagse schildersvereniging Pulchri Studio en Arti en Amicitiae (Amsterdam). Hier kon Akkeringa zijn werk aan een breed publiek tonen en in contact komen met potentiële kopers.

In 1903  gebeurde er na zijn academieperiode twee opmerkelijke dingen. Hij sloot een contract af bij de vermaarde Amsterdamse kunsthandel Van Wisselingh. Tegen betaling van een maandelijkse toelage leverde hij werken aan Van Wisselingh. En verder besloot Akkeringa, op basis van die financiële zekerheid, om vanuit Den Haag naar het Brabantse Heeze te verhuizen. Hij deed dat in het spoor van vele andere schilders die daar regelmatig te vinden waren zoals August Allebé, Nicolaas Bastert, Victor Bauffe, Bernardus Blommers. Vermoedelijk was het de vooraanstaande Haagse School schilder Paul Gabriel die Akkeringa op Heeze attendeerde. In Heeze betrok Akkeringa en zijn familie de villa ‘Erica’. Daar maakte hij veel werken van het boerenleven. Gezegd moet worden dat werk in Heeze qua onderwerp, maar ook qua stijl afweek van het eerdere, en latere, Haagse werk. Sarah de Clercq schrijft daarover in haar mooie boek ‘Johannes Evert Akkeringa, schilder van het onbezorgde leven’: “Het kleurenpalet was aardser van toon en werd overheerst door bruinen en groenen en meer geëigend voor het landelijke karakter dat Akkeringa zo aanspraak in deze omgeving.”

Na Heeze verhuisde hij naar Scheveningen. Hij maakte er landschappen, spelende kinderen op het strand of nettenboetsters in de duinen. Het zijn vrijwel altijd luchtige voorstellingen met onbekommerd vermaak. Zijn kleurgebruik was meestal vrolijk. Soms schilderde Akkeringa buiten rechtstreeks op het doek, veelal echter werkte hij zijn ‘en plein air’ schetsen uit in het atelier. Zijn schilderstijl kan het best omschreven worden als gematigd impressionistisch, het begaf zich tussen de schilders van de Haagse School en de Amsterdamse impressionisten. Akkeringa zou het grootste gedeelte van zijn leven in Den Haag wonen, maar er wel diverse keren verhuizen.

Naast de landschappen had Johannes Evert Hendrik Akkeringa veel succes met zijn bloemstillevens. Akkeringa schilderde bij voorkeur sneeuwbessen of trosroosjes, anemonen en Oost-Indische kers, al dan niet in een gemberpot. Deze vazen waren omstreeks 1900 in de mode en werden in grote hoeveelheden geïmporteerd naar Europa. Via kunsthandeling Van Wisselingh werd zijn werk ook geëxposeerd in Duitsland, Amerika, Canada en Brazilië. Zo kwam een groot deel van zijn oeuvre in buitenlandse verzamelingen terecht

Delen: